zaterdag 4 oktober 2008

Brief van Mathetes aan Diognetus

Rond het jaar 130 werd door een anonieme schrijver een brief geschreven aan Diognetus; in de brief noemt de schrijver zich een leraar, Grieks: mathetes. Daar dankt de brief zijn naam aan.
Een engelse versie kan HIER worden gevonden.

Diognetus wil van de schrijver weten hoe christenen God vereren, in wat voor God ze vertrouwen, en hoe hun religie in elkaar zit.(Chapter 1)

Mathetes begint meteen met te zeggen dat christenen niks van doen hebben met de goden van de Grieken of het bijgeloof van de Joden. Hij legt uit dat de Griekse goden blind, doof, zonder gevoel, zonder leven zijn, niet in staat tot beweging. De Joden hebben gelijk dat ze de ene God dienen, maar de bloedigheid van de offers maken de fout te denken dat God zulks nodig heeft. Mathetes spreekt vol afkeer van het Joodse bijgeloof over de sabbat, het idee dat ze door de besnijdenis extra geliefd zijn bij God, etc.(Chapter 2-4)

Christenen worden beschreven als mensen die zich aan de gewoonten van hun landen houden, en die zich niet door taal of gebruiken van anderen onderscheiden. Wel leven ze als bijwoners in hun landen. Ze plegen geen abortussen, geen overspel, ze leven als burgers van de hemel. Ze hoduen zich aan de wetten, maar leven veel voorbeeldiger dan de wetten voorschrijven. Ze houden van alle mensen, maar worden door allen vervolgd, veroordeeld, en gedood.(Chapter 5)

Christenen in de weeld worden met de ziel in het lichaam vergeleken. Overal verspreid, maar er geen onderdeel van. Ze worden gezien als degenen die de wereld bewaren, als een onsterfelijke ziel in een sterfelijk lichaam.(Chapter 6)

God stuurde geen bodes, maar Hij kwam zelf naar de wereld, zoals een koning zijn zoon stuurt die zelf ook een koning is - als God. Hij stuurde Hem om mensen te overtuigen, niet om ze te dwingen, want geweld heeft geen plaats in het karakter van God. Hij stuurde Hem om ons lief te hebben, niet om ons te oordelen. De realiteit van die openbaring van God is duidelijk uit het feit dat vervolgde christenen het geloof niet opgeven, maar liever lijden.(Chapter 7)

Zonder de komst van Christus hadden we God nooit kunnen leren kennen. Maar wat God van eeuwigheid had bedacht aan zegeningen voor ons, had Hij altijd al aan zijn Zoon geopenbaard, en dat is ons nu bekend geworden. (Chapter 8)

God wachtte zo lang met zijn Zoon te sturen omdat het aan de mensheid eerst goed duidelijk moest zijn dat ze onwaardig waren en niet in staat het eeuwig leven door hun goede werken te bereiken. Toen de zonde een hoogtepunt had bereikt, stuurde God zijn Zoon, waardoor zijn goedheid zichtbaar werd. Hij nam de last van onze zonden op zich, Hij gaf zijn zoon als losprijs, de heilige voor zondaren, de volmaakte voor de slechten.
Wat een zoete ruil! O niet te bevatten operatie! Wat een voordelen die alle verwachtingen te boven gaan! Dat de slechtheid van velen in de ene rechtvaardige verborgen zijn, en dat de rechtvaardigheid van die ene veel overtreders zou rechtvaardigen! Door in het verleden ons te overtuigen dat onze natuur niet in staat was het leven te vinden, en na Redder te hebben geopenbaard die in staat is zelfs die dingen te redden waarvoor dat voorheen niet mogelijk was, door deze twee zaken heeft Hij ons overtuigd om in zijn vriendelijkheid te vertrouwen, en om Hem te beschouwen als onze Voorziener, Vader, Leraar, Raadgever, Heelmeester, onze Wijsheid, Licht, Eer, Heerlijkheid, Kracht en Leven - zodat we ons niet bezorgd maken over kleding en voedsel. (Chapter 9)
Als u dit geloof wilt bezitten, moet u eerst de Vader leren kennen. De Vader heeft de mensheid lief en heeft zijn eniggeboren Zoon gezonden. Hij heeft Hem het Koninkrijk der hemelen beloofd, en Hij geeft het aan hen die Hem liefhebben. Geen wonder dat zijn volgelingen op hun beurt God en alle mensen liefhebben, als imitators van zijn vriendelijkheid. Wie zich net als God bekommert om andere mensen, wordt een God voor wie zijn bekommernis ontvangen. Dan is hij een imitator van God.

Dan begrijpt u toch dat zulke mensen omwille van de gerechtigheid het vuur van de verdrukking verdragen dat slechts kort duurt? (Chapter 10)

Mathetes zegt dat hij zelf een leerling van de apostelen was. Sommigen denken dat hij Clemens van Rome is, of Apollos, maar het is onbekend. Hij zegt dat hij de zaken doorgeeft die hij heeft ontvangen (van die apostelen, lijkt me).
Dit is Hij die was van den beginnne, die verscheen alsof Hij nieuw was, en die oud werd bevonden, en toch wordt Hij telkens opnieuw geboren in de harten van de heiligen. Dit is Hij die is van eeuwigheid, en die nu de Zoon wordt genoemd; waardoor de kerk is verrijkt, en genade, wijd verspreid, neemt toe in de heiligen, geeft ze begrip,onthult geheimen, verkondigt de tijden, verheugt zich over de getrouwen, geeft aan hen die zoeken... De vrees voor de wet wordt bezongen, de genade van de profeten is bekend, het geloof van de evangelien is bevestigd, en de genade van de kerk verheugd zich.(chapter 11)
De verlossing door Christus doet Mathetes tenslotte spreken over de voortgang van het Pascha van de Heer - wellicht een heenwijzing naar wat daarover in het boek Openbaring wordt gezegd (zie Openb. 5:9, 19:7, 20:5), de koren van zangers worden verzameld en in de juiste volgorde gezet, en het Woord verheugd zich in het onderwijs aan de heiligen - waardoor de Vader wordt geeerd.

4 opmerkingen:

Menno Manheim zei

Boeiende informatie!
Wat een prachtige beschrijving van hoe de christenen in de hun omringende cultuur leefden. Zich houdende aan gewoontes, maar zich onderscheidend in essentiële zaken.
Frappant om te zien hoe zuiver de boodschap van hoe God als mens naar de aarde kwam wordt overgedragen.
Bedankt voor het delen.

Jos M. Strengholt zei

Ha Menno, dank je. Ja inderdaad, ik vind het ook verbazend hoe 'evangelisch' de na-bijbelse schrijvers klinken. Leuk dat je langskwam - kijk gerust nog eens verder rond ;-)
Zelf heb je trouwens ook een interessante blog.

John Miller zei

Mooi samengevat broeder Jos. Ik bespeur hier een sterke echo van de Romeinenbrief, of komt dat door mijn hobby-deformatie?!
Het bekende gedeelte wat jij hoofdstuk 5 noemt, noemt Henk Bakker hoofdstuk 6,5-15. Hij gebruikt het als inleiding bij zijn boek: 'Ze hebben lief, maar worden vervolgd' (boekencentrum 2005). De tekst zou verwijzen naar een radicale levenshouding in tijden van vervolging.
Het moeilijke van vervolging vind ik dat het raakt aan je broodwinning. Sterven voor Jezus, als het moet, vinden we makkelijk en willen we allemaal (nou ja, bijna allemaal). Leven voor Jezus in moeilijke tijden is hele andere koek. Opvallend is dat de schrijver verwijst naar de bederfwerende aanwazigheid van christenen in deze wereld. Worden wij niet door Jezus opgeroepen het zout van deze aarde te zijn?
Maar zijn wij daarmee ook de 'weerhouder' van de antichrist en wacht ons een glorieuze opname in de eindtijd? Nee natuurlijk, want hier gaat het juist om discipelschap door het lijden heen.
De weerhouder (katechon) moeten we meer zien in een strijdende aartsengel, zoals in het boek Daniël. Je merkt het wel, ik ben een aanhanger van M.R. van den Berg in deze.

Jos M. Strengholt zei

Ik vond de echo van de Romeinenbrief ook zeer opmerkelijk. was mij ook opgevallen.

Over die weerhouder heeft Mathetes het dacht ik niet... maar mooi dat je het er even bij haalt ;-)

Ik weet niet zo goed wat het is. In 1 Thessalonicenzen dacht ik meer aan de rol van wetgeving dan aan danielse engelen. Tot de gedachte van de opname van de gemeente leidt het me in ieder geval niet.