zaterdag 10 oktober 2009

Voor wie werden de Evangeliën geschreven?

Richard Bauckham, ‘For whom were the Gospels written?’, in Richard Bauckham (ed), The Gospel for all Christians; Rethinking the Gospel Audiences (Grand Rapids, 1998), pp. 1-48.

De bijna algemene vooronderstelling gedurende de afgelopen decennia onder theologen die schrijven over de vier Evangelien, is dat elk Evangelie niet slechts is ontstaan binnen de specifieke christelijke gemeenschap waartoe de schrijver behoorde, maar dar die zijn schrijfsel ook specifiek aan die plaatselijke gemeenschap heeft gericht, met zijn eigen tamelijk specifieke context en karakter. Er bestaat een sterke consensus hierover onder moderne exegeten, maar die vooronderstelling wordt eigenlijk door niemand serieus verdedigd met goede argumenten. Het lijkt vooral 'vanzelfsprekend'.

Bauckham bestrijdt dit uitgangspunt, en argumenteert dat een evangelist die zijn Evangelie schreef, verwachtte dat zijn werk wijd onder de kerken zou worden verspreid, en dat hij geen christelijk publiek in het bijzonder op het oog had, maar zich voor ogen stelde dat elke kerk (of elke kerk waar Grieks werd begrepen) het publiek was waar zijn Evangelie terecht zou komen. (p. 11)

Gecolg van deze vooronderstelling is, dat de meeste huidige geleerden die een Evangelie bespreken, alle verhalen uit dat Evangelie zien als concrete informatie over de aard van de gemeenschap waarvoor dat Evangelie werd geschreven. Het zijn geen biografien meer over Jezus (wie kan hem immers kennen?) maar het zijn in wezen biografien van die christelijke gemeenschap geworden. Daarmee worden de verhalen over Jezus in wezen allegorien over de gemeenschap en ze hebben hun informerende karakter over wie Jezus was, verloren. (p. 20)

Het literaire genre van de Evangeliën is veel ter discussie geweest, maar momenteel is toch wel met zekerheid vastgesteld dat de tijdgenoten van de Evangeliën die zouden hebben bestempeld als het genre van de Grieks-Romeinse biografie. Het is onwaarschijnlijk dat iemand in die tijd zou vermoeden dat een biografie de specifieke omstandigheden van een kleine gemeenschap van lezers zou bespreken. (p. 28) Bovendien, als de Evangelieschrijvers zich alleen op hun eigen gemeenschap richtten waar ze altijd al preekten, waarom zouden ze dit dan op schrift stellen? De overduidelijke reden voor schrijven was nu juist om andere gemeenschappen dan de eigen te bereiken. (p. 29)

Bauckham toont vervolgens zeer overtuigend aan, dat de vroege christelijke beweging niet uit geïsoleerde gemeenschappen bestond die op zichzelf aangewezen waren, maar dat het tegendeel waar was: het ging om een netwerk van gemeenschappen die in voortdurende communicatie met elkaar stonden. Met andere woorden, het sociale karakter van het vroege christendom was zodanig dat het idee om een Evangelie te schrijven dat alleen voor de eigen gemeenschap was bedoeld, erg onwaarschijnlijk is. (p. 30) Bauckham bewijst zijn stellling met zes argumenten:

1. De communicatie en mobiliteit in het Romeinse rijk was buitengewoon hoog.
2. De vroege christelijke gemeenschap had een sterk besef dat het een wereldwijde beweging was.
3. De christelijke leiders die we uit het Nieuwe Testament kennen, reisden door het hele rijk.
4. Gemeentes hadden de gewoonte om brieven die ze ontvingen, ook aan andere gemeentes door te sturen.
5. We hebben bewijs uit de periode dat de Evangeliën werden geschreven dat kerken door her Romeinse rijk nauwe kontakten onderhielden.
6. Tussen de verschillen christelijke gemeenten bestonden allerhande verschillen van mening die werden bediscussieerd. De gemeenschappen waren niet introvert, maar gingen ook in geval van meningsverschillen, intensief met elkaar om.

Bauckham concludeert dat het idee dat Matteüs, Marcus, Lucas of Johannes een Evangelie schreven dat zuiver voor hun eigen gemeenschap was bedoeld, ook in die tijd bij niemand op zou komen. ‘De bewijslast ligt bij degenen die menen dat dit wel zo was.’ (p. 44)

Bauckham komt met zes hermeneutische conclusies.
1. De poging om de zgn. ‘gemeenschappen’ van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes een sleutelrol te geven in de hermeneutiek voor de exegese van die Evangeliën, is misplaatst.
2. Het beoogde publiek was divers, en maakt duidelijk dat het onmogelijk is om uit de Evangeliën de concrete elementen te distilleren van de gemeenschappen waar de Evangelie-schrijvers bij hoorden.
3. De context van de Evangeliën is van groot belang, maar die is niet de kleine gemeenschap waar de schrijver bij hoorde, maar de brede beweging van het christendom in het tweede deel van de eerste eeuw.
4. We hoeven niet langer te veronderstellen dat alle Bijbelwetenschap over de Evangeliën tot die van de vorige eeuw, onbruikbaar is.
5. Voorgaande betekent niet dat we de diversiteit van de Evangeliën ontkennen, maar wel dat dit gebaseerd zou zijn op de exclusieve diversiteit van de gemeenschappen waartoe de schrijvers behoorden.
6. De vergissing van mensen die menen dat de exegese van de Evangeliën geheel samenhangt met het kennen van de specifieke gemeenschap waarin ze ontstonden, hangt samen met de wens om de sociale en historische context van de Evangeliën zo nauwkeurig mogelijk te kennen. Dit is een misplaatste wens. Dat is niet omdat het kennen van de historische context niet van belang is, maar omdat het de aard van het literaire genre van de Evangeliën miskent. Dat zijn open teksten die niet ingaan op zeer concrete omstandigheden maar die een breek publiek als lezers veronderstellen.

Met de 'gewone' historische en literaire manier van lezen van de Evangelien, plaatst Bauckham mijns inziens de bijbelwetenschap weer veel meer op een zuiver wetenschappelijke voet. Het idee dat je een tekst die op het oog biografisch is, naar hartelust gaat allegoriseren, toont weinig respect voor die tekst - zeker niet aangezien duidelijk is dat de eerste lezers in de oudheid de tekst als biografie van Jezus beschouwden. Bauckham's pleidooi klinkt buitengewoon redelijk en zorgt dat de gewone lezer van de Evangelien die teksten weer kan lezen zoals dat 19 eeuwen lang gedaan is: als een beschrijving van het leven en de woorden van Jezus.

Dit hoofdstuk van Bauckham is trouwens gebaseerd op een lezing van hem (of omgekeerd?) die HIER kan worden gevonden.

8 opmerkingen:

John Miller zei

Het is denk ik niet verkeerd de evangeliën te karaktiseren 'naar hun aard', maar wie of wat bestrijdt de auteur nu in concreto?
Dus toch een beetje literair bijbellezen? Goed zo!
Ik kwam bij Alister McGrath iets tegen over het genre van de gelijkenissen. Ik weet niet hoe bijzonder het is wat hij schrijft in zijn nieuwste boek over natuurlijke theologie, maar het leek belangrijk en het las prettig. Maar weer kopen wordt echt te gek.
Is de weergave van de gelijkenissen ook wezenlijk anders in de vier te onderscheiden evangeliën? Het zou allemaal kunnen. Soms is theologie een vermoeiend vak. Het is continue het corrigeren van beelden en interpretaties, neergezet door anderen uit een andere tijd.

Jos M. Strengholt zei

Je hebt helemaal gelijk, Miller. Bauckham's pleidooi is voor historisch en literair lezen van de teksten als voorwaarde voor begrijpen wat de auteur ons wil zeggen.

je hebt gelijk, ik had ook even moeten zeggen waartegen hij zich verzet - en dat heb ik nu in mijn tekst gedaan. Het is de manier van allegoriseren van de tekst van de Evangelien die hij afwijst.

Als alles wat Jezus doet en zegt enkel een reflectie is van de pastorale behoefte van een gemeenschap rond een evangelie-schrijver, zie je de daden en woorden van Jezus niet langer voor wat ze zijn.

Dan wordt alles in het Evangelie een hint voor hoe je je de gemeenschap van die evangelie-schrijver moet voorstellen.

John Miller zei

Wel, bedankt voor je uitleg en aanvulling. Zo is het duidelijker.
Ik ging op zoek naar een recensie van het boek 'Literair Bijbellezen', en kwam toen iets tegen over een boek van Anselm Grün. Op Twitter werd ik uitgedaagd om eens wat meer na te denken over christelijke spiritualiteit, vandaar(?).
Teun van der Leer schreef o.m. n.a.v. het boek van Grün, De bronnen van spiritualiteit, het volgende:
"Verrassend vond ik de invalshoek in het laatste (en langste) hoofdstuk over de praktische(!) levenswandel van een christen, waarin Grün het doen en laten van een christen beschrijft aan de hand van de vier evangeliën: verzoenend handelen (Matteüs), genezend handelen (Marcus), innerlijke vrijheid t.o.v. geld en goed (Lucas) en liefde (Johannes)."
Ik zoek nog even verder.

John Miller zei

Weet bijna zeker dat ik een artikel of recensie heb gelezen, maar zal nu even de 'back cover' parafraseren:
De benadering volgt ontwikkelingen taalkunde en alg. literatuurwetenschap, waarmee bijbelstudies voordel doen. Nieuwe keur aan leesmodellen met nieuw licht op compositie en gedachtegang. Ook relaties teksten onderling etc.
Misschien is die dame van Genesis van deze week wel als exponent te zien, maar er is geen bepaalde doelstelling, anders dan de bijbel zien als hoogstaande literatuur, zonder verder aan de inhoud af te willen doen (zo begrijp ik het).
Ken jij de allegorese leesmethode van Augustinus trouwens? Volgens mij is dat niet hetzelfde als die allegorische. Weet jij nog die 'gnost' op die andere site waar wij wel eens filosoferen. Augustinus wilde juist de goddelijke betekenis achter een tekst zoeken van moeilijke teksten, om zo die tekst te beschermen. De gnosten van nu interpreteren de meest logische betekenissen zodanig anders, dat alles juist hun goddelijke betekenis verliest. Dat is een bizatte paradox.
Lees je liever Engels, neem dan Words of Delight: A Literairy Introduction to the Bible, van Leland Ryken. (Baker).
"Ryken emphasizes that the Bible does not appear as a theological outline with proof texts attached, but as stories, visions, poems, and letters." Een boek met -insights that have escaped most traditional commentators.

John Miller zei

In een aflevering van Soteria 2007 nr. 3 kwam ik een recensie tegen van een ander boek van Bauckman: Jesus and the Eyewitnesses. The Gospels as Eyewitness testimony.
Waarschijnlijk heb jij die ook in je bezit, want je naam siert de cover :-)
A.W. Zwiep is de recensent en deze maakt de auteur een verwijt dat hij niet de Nieuwe Formgeschichte van bijvoorbeeld Klaus Berger pareert, waar wel de oude varianten. Dat vindt hij makkelijk scoren. Zwiep verwijst trouwens ook naar J.Dunn in zijn recensie, boek: Jesus Remembered.

Jos M. Strengholt zei

Ik heb Jesus and the Eyewitnesses hier voor me op mn buro staan. :-) Maar ruim 500 bladzijden man, dat is toch niet te doen...

John Miller zei

Hoi Jos,

Vandaag kwam ik deze link 'toevallig' tegen:
http://euangelizomai.blogspot.com/2009/10/bauckham-vs-crossley-on-christology.html

Het schijnt in theologenland allemaal erg actueel te zijn. Ik zal komende week het hele artikel eens in het Engels lezen. En het interview beluisteren als mijn software tenminste meewerkt.
Ik begrijp dat zijn tweede boek weer een stapje verder gaat. Tja, 500 pagina's. Zucht, wat een kluif.

Jos M. Strengholt zei

Vroeger kon je gewoon christen zijn en eerlijk je brood verdienen. nu moeten we al die boeken lezen, al die blogs, alles begrijpen... en hoe heerlijk is het!

Mooie blog van die Bird. Zenks