zaterdag 14 augustus 2010

Clemens (ca. 70-100) getuigt van drie-eenheid

De brief die we 1 Clemens noemen is geschreven namens de kerk in Rome aan de kerk in Korinthe. De brief moet tussen ca. 70 en 100 na Chr worden gedateerd. Aan de echtheid ervan bestaat geen gerede twijfel. Dit briefje is dus een mooi getuigenis van de heel vroege kerk na de apostolische tijd. Wellicht geschreven door de vierde 'bisschop' van Rome, Clemens. (afbeelding)

Ik probeer in het kort te laten zien hoe 1 Clemens spreekt over de relatie tussen God de Vader, Jezus Christus, en de Heilige Geest. Wat hij daarover zegt is in harmonie met het Nieuwe Testament en met hoe de kerk zich hier later over uitsprak in de oecumenische geloofsbelijdenissen.

In 2:1-2 is sprake van de ‘voorzienigheid van God ... wiens lijden de gelovigen voor ogen houden’, en het gevolg daarvan is een overvloedige uitstorting van de Heilige Geest op alle gelovigen. Hier is sprake van God die lijdt; Clemens doelt natuurlijk op de kruisdood van Christus. Dit zou een dramatische theologische verspreking zijn als Jezus niet wat betreft natuur aan God gelijk is. Enkele oude manuscripten hebben het overigens over de ‘voorzienigheid van Christus [ipv God]’, wat evenzeer interessant is ten aanzien van ons thema, want ‘voorzienigheid’ is immers een goddelijke functie?

In 16:1-3 zijn de drie, God, Jezus en de Geest nauw betrokken. Christus wordt daar de ‘majestueuze scepter van God’ genoemd, en ‘de Heilige Geest sprak over hem’ in Jesaja 53. Het trio komt vaker voor. Van de apostelen wordt in 42:3 gezegd dat ze ‘verzekerd door de opstanding van onze Heer Jezus Christus, en vol geloof in het woord van God, voortgingen in de vaste overtuiging die de Heilige Geest geeft...’ En in 46:6 zegt Clemens: ‘Hebben wij niet één God en één Christus en één Geest van genade die over ons is uitgegoten?’ Deze trits wordt gebruikt in 58:2: ‘Want zowaar God leeft, en de Heer Jezus Christus leeft, en de Heilige Geest...’ Hetzelfde ‘leven’ dat God heeft, wordt ook aan Jezus en de Heilige Geest toegeschreven. Wat voor 'leven' heeft God? Eeuwig dunkt me, net als Jezus en de Geest dus.

Net als in 16:3 is in 13:1 en 45:2 sprake van ‘de Heilige Geest zegt...’ in verband met een citaat uit de Heilige Schrift. Ook de verkondiging door de apostelen was trouwens ‘door de heilige Geest’ (8:1). De Heilige Geest wordt dus als een sprekende persoon voorgesteld. Bovendien doorzoekt die ‘Geest van de Heer [...] als een lamp de diepten van ons hart’. (21:2) In 28:3 blijkt dat de Geest alomtegenwoordig is, als verpersoonlijking van de aanwezigheid van God zelf.

Het is dus de Heilige Geest die in de Schrift spreek. Maar in 22:1 zegt Clemens dat het Jezus Christus is die door de Heilige Geest in de Schrift spreekt. En in 53:1 worden de Heilige Schriften de ‘orakelen van God’ genoemd. Is het nu God, Christus of de Geest die in de Bijbel spreekt? Als er tussen die drie een kwalitatief onderscheid zou zijn, zouden deze uitspraken van Clemens discutabel zijn.

20:11-12 zegt: ‘[We] hebben toevlucht gezocht in [God’s] barmhartige goedheid door onze Heer Jezus Christus, aan wie de heerlijkheid en de majesteit zij voor eeuwig en eeuwig. Amen.’ Deze heerlijkheid (Gr: doxa) en majesteit (Gr: megaloosune) kan alleen met recht en eerbied aan de Schepper van hemel en aarde worden gebracht. Voor Israel wat deze doxa nauw verbonden met Gods aanwezigheid in zijn tabernakel en tempel. In 50:7 wordt opnieuw doxa aan Jezus toegeschreven.

Maar Clemens laat ook zien hoe Christus instrumenteel het plan van God vervulde als een gehoorzame hogepriester. God is het die ons door Christus heeft geroepen, en door Christus ontvangt God ‘heerlijkheid, eer, macht, majesteit en eeuwige heerschappij.’ (65:2)

De gelovigen zijn ‘geroepen en geheiligd naar de wil van God door onze Heer Jezus Christus’ en Clemens wenst ze ‘genade en vrede van de almachtige God door Jezus Christus’. (Aanhef) We lezen ook dat God ‘de Heer Jezus Christus koos’ (64) en dat God door Christus ‘heerlijkheid en majesteit, macht en eer’ ontvangt. (64). Dus zoals Jezus Christus heerlijkheid en eer ontvangt, krijgt God dat via hem ook.

Tenslotte, in 65:2 wenst Clemens zijn lezers ‘genade van onze Heer Jezus Christus’, en dat doe ik ook.

Geen opmerkingen: