zondag 19 december 2010

Kerst: God woont niet op de berg Olympus

Kerst en filosofie horen bij elkaar als de kalkoen en het recept - kijk maar wat apostel Johannes erover zegt in Johannes 1:-14.
De Griekse filosofen en de Joodse theologen konden aanvankelijk best volgen wat de evangelist Johannes daar beweerde over de Logos – namelijk dat die op de een of andere manier onlosmakelijk met God verbonden was, dat de Logos het licht is van alle mensen, en dat het de bron van alle leven is. Zolang Johannes dat maar een beetje vaag hield kon het er mee door.

Eerder schreef ik over Johannes 1:1-14. Hier staan die 'pensees':
Op weg naar kerst - de 'Logos' in de kribbe
Het Woord was God en het Woord was bij God
Gaat het met het kerst om de maaltijd of het recept?

Maar toen gingen bij die filosofen en theologen de alarmbellen lui rinkelen. Johannes beweerde dat het Woord vlees is geworden. Dat hij het had aangeraakt, gezien, gehoord. Vlees is een sterk woord, heel fysiek. Johannes laat er geen twijfel over bestaan: Degene die God is en die bij God is, is een echt mens geworden. Tastbaar.

De Grieken kenden veel verhalen over hoe de goden van de berg Olympus afdeelden. In hun mythen kwamen de goden vaak omlaag om op aarde, in menselijke vermomming, te spelen als kinderen. Wat een pret hadden ze vaak in het plagen van de mensen! Maar als het donker werd, ontsnapten ze weer aan de wereld en keerden terug naar hun Olympische hoogten, om aan problemen met de mensen te ontkomen.

Hun ‘afdalen’ had niets te maken met de werkelijke problemen van de mensen, maar ze kwamen om te spelen volgens hun eigen ‘goddelijke’ regeltjes. De God waar Johannes het over had was helemaal anders. Het Woord werd een echt menselijk wezen, niet verborgen in de wolken van de Olympus of achter de gordijnen van het Heilige der Heiligen in de Joodse tempel.

Johannes zei: ‘Hij heeft bij ons gewoond en we hebben zijn heerlijkheid gezien.’ Voor Joden en Grieken fout, fout, fout. Ze zagen de heerlijkheid van de goden, of van God, exact in het feit dat die ver verwijderd waren van de mensen, hoog verheven in de heerlijke hemelse sferen waar de mens nooit deel aan kan hebben – God is God en mens is mens, immers?

Johannes aarzelt niet: Hij heeft Jezus Christus gezien, hij heeft het voedsel geproefd, en dit leidde hem en Jezus’ andere volgelingen ertoe om te concluderen: Deze Mens was een werkelijk mens. 100%. Maar Hij was ook werkelijk God. Hij kwam ‘van verre’ en heeft tijdelijk bij ons op aarde gewoond.

Johannes zegt: ‘Het Woord heeft onder ons zijn tent opgezet en we hebben zijn heerlijkheid gezien.’ Joden die dat hoorden, begrepen de connotatie. Johannes gebruikte hetzelfde woord voor ‘tent’ dat in het Griekse Oude Testament werd gebruikt voor de tent van God, de tabernakel. In zijn lichamelijkheid en menselijkheid was Jezus als de tabernakel waar God woont.

De tabernakel was een tent gemaakt van dierlijke haar, en maakte een tamelijk ‘aardse’ indruk op wie hem zag – en toch was het de plaats waar de heerlijkheid van God – de shekina (Hebr), de doxa (Gr) huisde. Johannes noemt dat trouwens de shekina, de doxa, van het Woord. 'God' en 'Woord' zijn blijkbaar uitwisselbaar?

Zoals God zelf in zijn volheid woonde in die aardse tent van Israel, is God het Woord nu aanwezig in al zijn volheid in Jezus uit Nazareth, verkondigt Johannes. Wordt vervolgd

1 opmerking:

Paul Miller zei

Mooi stuk over de incarnatie. Ik loop wat achter met lezen op je blog wat de drie-eenheid betreft. Maar goed, God werd mens onder de mensen. Kan je t.z.t. ook iets zeggen over de Rhema Theologie in pinksterkringen?
Ik heb geen goed commentaar van het Johannes evangelie. Er is een Nederlandse zendeling die er onlangs een gedegen studie over heeft geschreven, maar ik ben zijn naam kwijt. Hij geeft ergens les op een bijbeschool, maar is in Nederland niet zo bekend.