donderdag 13 januari 2011

Brief aan Diognetus: Christenen in de wereld (4)

Ons leesfeest in de Brief aan Diognetus (ca. 200 na Chr) liet ons zien dat de schrijver, die ons onbekend is, een evenzo onbekende Diognetus aanschrijft om hem te overtuigen Christen te worden. Dit deed hij door te laten zien hoe zwak de heidense religie is, en hoe onacceptabel de Joodse. Daarna liet hij zien hoe positief anders de Christelijke godsdienst is.

Nu gaat de schrijver Christenen en de wereld waarin ze wonen, vergelijken met de ziel en het lichaam. Dat is een metafoor die ons vast niet erg aanspreekt, vooral niet omdat de schrijver op goed Griekse manier over die ziel en het lichaam spreekt als twee tegengestelde aspecten van het menselijk bestaan. Voor Diognetus was dit vast een heel ‘logische’ vergelijking, en de schrijver van de brief was dus heel contextueel bezig in zijn Preach by Mail Ministries International (c). Ik vat samen hoe de brief deze metafoor van ziel en lichaam gebruikt. (6:2-9)
  1. de ziel is door het hele lichaam verspreid
  2. de ziel woont in het lichaam maar is niet van het lichaam
  3. de ziel is onzichtbaar maar woont wel in het lichaam, zoals Christenen in de wereld wonen maar hun godsdienst is onzichtbaar
  4. het lichaam haat de ziel omdat de ziel het lichaam weerhoudt van zich over te geven aan alles wat het maar wil
  5. de ziel houdt ondanks dat toch van het lichaam waarin hij woont
  6. de ziel houdt het lichaam tezamen, ook al is het daarin opgesloten; Christenen ‘houden de wereld bijeen’.
  7. de onsterfelijke ziel woont in een sterfelijk lichaam
  8. de ziel wordt beter naarmate het wat betreft eten en drinken slechter wordt behandeld, zoals christenen in aantal toenemen naarmate ze slechter behandeld worden

‘Dit is de belangrijke positie waarin God hen heeft aangesteld, en het is niet goed voor hen om dat te weigeren’, zegt de schrijver aan het eind van deze verhandeling over ziel en lichaam.

Helder is dat de schrijver het Griekse paradigma ten aanzien van ziel en lichaam voor waar hield - zoals we allemaal moeite hebben onze eigen culturele paradigmas te herkennen. In de bijbel kom je het idee van de onsterfelijke ziel niet tegen. Ook niet het idee dat de ziel gekerkerd is in het lichaam.

Zoals gezegd, de metafoor spreekt me niet aan, maar wat de schrijver ermee zeggen wil, is klip en klaar. Behalve misschien zijn opmerking dat Christenen de wereld bijeen houden. Ik vermoed dat hij hier denkt aan de morele rol van christenen als licht en zout. Je kunt ook denken aan een verhaal uit het OT als dat over de verwoesting van Sodom en Gomorra. Als er in de wereld maar genoeg christenen zijn, zal God de wereld niet straffen, was misschien een achterliggende gedachte. Monniken in de woestijn van Egypte hadden soms het idee dat ze met hun gebeden het land beschermden – ze voerden in de woestijn de geestelijke strijd tegen boze machten die in die woestijn huisden. Misschien dacht de schrijver dus aan de macht van voorbede?

De schrijver gaat vervolgens verder met te beschrijven dat het christelijk geloof niet in een mensenhart is opgekomen. Dat behandel ik later. Het is hier net Peyton Place.
Wordt vervolgd.

O ja en wie zich afvraagt waarom Barry White's tronie hierboven staat? Ik moest gewoon aan hem denken toen in over de ziel las. c'est tout.

Geen opmerkingen: