donderdag 6 november 2014

Cyprianus - Brief 21 - Celerinus van Rome aan Lucianus in Carthago

Deze brief is geschreven door Celerinus, een belijder uit Rome, aan Lucianus, belijder in Carthago

Celerinus schrijft dat hij blij is dat Lucianus is opgepakt en dat hij aan de christelijke belijdenis heeft vastgehouden. Hij is bedroefd dat hij geen bericht van Lucianus heeft gehad sinds hij (in Rome?) afscheid van hem nam. En dat terwijl Lucianus wist dat Montanus uit de gevangenis in Carthago naar Rome zou reizen. (1.1)

Misschien was Lucianus te druk met gericht zijn op de eeuwige kroon? Hoe dan ook, Celerinus zelf schreef wel brieven toen hij nog een belijder was.(1.2)

Celerinus hoopt dat Lucianus spoedig ‘gebaad wordt in dat meest heilige bloed’ van het martelaarschap, maar zo niet, kan hij dan svp terugschrijven? (1.3)

De reden waarom Celerinus schrijft is dat hij zwaar gebukt gaat onder de afvalligheid van zijn zus die het offer heeft gebracht. Celerinus heeft veel voor haar gebeden, gerouwd, en gehuild. Maar vraagt nu van Lucianus dat hij bij God bemiddeld, of dat hij aan de martelaars die al bij de Heer zijn, om die bemiddeling vraagt voor zijn zus. (2.1)

Lucianus kende de zussen van Celerinus goed - Numeria en Candida. Die hadden boete gedaan en goede werken onder onze collega's die vanuit Carthago waren gekomen - die kunnen jullie zelf over hun goede werken vertellen. Daarom geloof ik dat Christus ze nu zal vergeven als jullie, zijn martelaren, voor hun bidden. (2.2)

Lucianus is daartoe heel bekwaam want hij is zelfs als een priester voor de belijders in de gevangenis. God zal hem dus de wensen van zijn hart geven. (3.1)

Dus vraagt Celerinus of Lucianus met zijn belijders wil bidden voor zijn zussen; en dat de eerste die de kroon zal ontvangen, deze zussen Numeria en Candida zal vergeven. In feite, alleen Candida heeft het offer gebracht - Numeria (ook bekend als Etecusa) heeft alleen betaald voor een vals getuigenis dat ze heeft geofferd. (3.2)

De kerkleiders in Rome kennen zaak en hebben de zussen geboden dat ze wachten tot een bisschop is aangesteld. Maar intussen smeekt Celerinus Lucianus dat hij ze volledig vergeeft. (3.2)

Ook Statius en Severianus, belijders die uit Carthago naar Rome zijn gegaan, steunen het verzoek aan Lucianus om voorbede en vergeving voor de zussen. Die zussen hebben vanaf hun aankomst in Rome voor Statius en Severianus, ja voor alle 65 gezorgd. (4.1)

Macarius en zijn zussen Cornelia en Emerita sturen hun groeten. En ook Saturninus - ook een belijder uit Carthago - ook hij vraagt aan Lucianus hetzelfde. Ook Calpurnius en Maria groeten Lucianus..

Celerinus heeft deze brief ook geschreven voor de overigens broeders (in de gevangenis) en vraagt Lucianus de brief aan hen voor te lezen.

Opmerkingen:
  • Medio 250 geschreven. Brief 37 en 39 geven meer informatie over Celerinus; brief 22 over Lucianus. 
  • We weten niet hoe Cyprianus deze brief in handen heeft gekregen. 
  • Het is duidelijk dat martelaren enorme geestelijke macht hadden - vergeving van zonden. 
  • In Rome moesten christenen al voor pasen 250 offers brengen 
  • In Rome was een forse hechte gemeenschap van vluchtelingen uit Carthago 
  • De brief laat zien dat christenen die waren opgepakt en gevangen gezet, soms? vaak? ook weer werden vrijgelaten - ook als ze hun geloof vasthielden. 
Voor deze bespreking heb ik gebruik gemaakt van The Letters of St Cyprian Volume 1 (Letters 1-27) door G.W. Clarke (Newman Press, New York, 1984). Dit is deel 43 van de serie Ancient Christian Writers.

Geen opmerkingen: